1. Stel vast welke Ethernet-adapter wordt gebruikt. Bij niet-HA-ontvangers is dat gewoonlijk eth0 en bij HA-ontvangers eth1 of het 'zwevende' IP-adres.
2. Maak een SSH-verbinding met de ontvanger, typ de volgende opdracht en druk op Enter:
   
   tcpdump –nni ethx host x.x.x.x   
   
   waarbij x.x.x.x het IP-adres van de gegevensbron is en ethx de gebruikte Ethernet-adapter. 
   
   OPMERKING: voor syslog-gegevensbronnen moet verkeer op poort 514 UDP binnenkomen. Bij trage gegevensbronnen duurt het misschien enkele minuten voordat pakketten worden waargenomen. Bij snelle gegevensbronnen zoals een firewall zijn deze bijna direct zichtbaar. Als geen pakketten worden waargenomen, kan er een probleem met de firewall of een endpoint zijn.
   
    
3. Controleer het IP-adres en het Ethernet-nummer nogmaals als er geen gegevens worden waargenomen. Als deze juist zijn, ligt het probleem waarschijnlijk bij het endpoint (het apparaat is bijvoorbeeld niet goed geconfigureerd). Voor niet-syslog-gegevensbronnen kan het nodig zijn om een verbindingstest uit te voeren vanaf de grafische gebruikersinterface en tegelijkertijd tcpdump uit te voeren. (WMI haalt gegevens op via poort 135. SQL haalt gegevens op via poort 1433 enzovoort.)
   
   OPMERKING: als de IP- en poortgegevens juist zijn en inkomend verkeer niet wordt weergegeven in tcpdump, kan het ook aan een firewall- of netwerkprobleem liggen, dat binnenkomend verkeer via de opgegeven poort verhindert. Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor verdere probleemoplossing.
    
4. Typ de volgende opdracht en druk op Enter:
   
   iptables –n –v –L|grep x.x.x.x 
   
   OPMERKING: controleer of er een regel van kracht is voor het IP-adres van de gegevensbron die ervoor zorgt dat dit de firewall kan passeren. In de uitvoer van iptables staan gewoonlijk de poort en het IP-adres van de gegevensbron. Voor syslog is dat bijvoorbeeld 10.10.10.10 514.
   
    
5. Selecteer de gegevensbron in de gebruikersinterface van ESM en kies het dashboard Device Status (Apparaatstatus). Scrol na het laden omlaag in het onderste venster en zoek het vipsid-nummer van de gegevensbron.
6. Maak een SSH-verbinding met de ontvanger en voer de volgende opdracht uit:
   
   ls –al /var/log/data/inline/thirdparty.logs/##/in  
   
   waarbij ## het vipsID-nummer is.

1. Controleer of de juiste parser is geselecteerd. Kies bij exemplaren met meer dan één mogelijke parser de parser met (ASP) in de titel. Controleer ook of de instellingen voor bezorging en opmaak de standaardinstelling hebben, tenzij u MEF- of niet­syslog-gegevensbronnen gebruikt.
2. Het kan zijn dat de instellingen en het beleid voor de gegevensbron niet actueel is. Open de eigenschappen van de gegevensbron en pas regels aan. (Voeg bijvoorbeeld een spatie toe aan de naam en verwijder deze vervolgens.)
3. Klik op OK en vervolgens op Schrijven om de instellingen van de gegevensbron over te schrijven.
4. Voer het beleid in door de ontvanger te selecteren in de apparaatstructuur en klik in Policy Editor (Beleidseditor) op Bewerkingen en Roll Out Policy (Beleid implementeren). Schakel het selectievakje linksonder in op Update Anyway (Toch bijwerken).
5. Als dit een syslog-gegevensbron is, schakelt u Log Unknown syslog (Onbekende syslog registreren) in de gegevensbroninstellingen in de grafische gebruikersinterface in. Als een gebeurtenis niet kan worden geparseerd, wordt deze vervolgens als onbekend weergegeven en niet meer genegeerd.
6. Selecteer het tabblad Interface en controleer of de poortnummers zijn opgegeven en juist zijn voor het betreffende type gegevensbron. Bijvoorbeeld: 514 voor syslog, 135 voor WMI, 139 voor RPC, 1433 voor sql enzovoort.
7. Het kan zijn dat regels niet zijn ingeschakeld voor de gegevensbron. Selecteer de gegevensbron en open Policy Editor (Beleidseditor). Controleer of de regels die voor de gegevensbron worden weergegeven ook zijn ingeschakeld.
   OPMERKING: het is normaal dat de standaardbeleidsregels zijn uitgeschakeld. Deze moeten niet worden ingeschakeld op het standaardniveau.

1. Voer een stop- en startbewerking uit op de ontvanger als andere gegevensbronnen ook geen gegevens verzamelen. U kunt dit doen vanuit Receiver Properties (Eigenschappen van de ontvanger).
2. Controleer of andere gegevensbronnen naar behoren werken.

1. Openen de eigenschappen van de ontvanger en klik op het tabblad Data Source (Gegevensbron):
   • Ga verder met stap 2 als de knop Schrijven beschikbaar is.
   • Selecteer een gegevensbron en bewerk deze als de knop Schrijven niet beschikbaar is. Breng een kleine wijziging aan (voeg bijvoorbeeld een spatie toe aan de naam/beschrijving en verwijder deze weer) en klik vervolgens op OK om Schrijven in te schakelen.
2. Klik op Schrijven om de gegevensbroninstellingen over te schrijven.
3. Selecteer het vak linksonder als Policy Rollout (Beleidsimplementatie) wordt weergegeven om de implementatie op alle apparaten af te dwingen en klik vervolgens op OK.
   OPMERKING: ga terug naar het dashboard als dit niet automatisch wordt weergegeven, selecteer de ESM, klik bovenaan op Policy Editor (Beleidseditor) en klik vervolgens op Bewerkingen en Rollout Policy (Beleidsimplementatie).

Neem contact op met de technische ondersteuning voor hulp als u nog steeds problemen ondervindt en alle stappen hebt uitgevoerd.